Lees de antwoorden op veelgestelde vragen van werkgevers over het vernieuwde pensioenstelsel.
De premieafdrachten zijn stabieler in het vernieuwde stelsel. Daardoor zijn de kosten van de premieafdracht beter te voorspellen. Voor u als werkgever zijn er waarschijnlijk geen grote veranderingen. U en uw werknemer blijven maandelijks premie betalen waarmee uw werknemer bouwt aan zijn pensioen.
De meeste huidige pensioenregelingen zijn uitkeringsregelingen: de hoogte van de pensioenuitkering is het uitgangspunt en de premie wordt hieraan aangepast. De nieuwe pensioencontracten zijn premieregelingen: de premie is het uitgangspunt. De hoogte van het pensioen hangt af van de beleggingsresultaten. Kortom, het huidige stelsel is in veel gevallen een DB-regeling (Defined Benefit) en straks zijn alle regelingen DC-regelingen (Defined Contribution). Het pensioen van uw werknemers wordt omgezet naar een persoonlijk pensioenvermogen. Ook kan hun pensioen eerder omhoog gaan als het economisch goed gaat. Als het economisch slecht gaat, is er een kans dat het pensioen omlaag gaat. Maar het pensioenfonds zorgt ervoor dat pensioenen zo min mogelijk gaan schommelen. Het pensioenfonds zorgt voor buffers of reserves om tegenvallers op te vangen.
Er zijn geen plannen om de verplichtstelling in het vernieuwde stelsel los te laten.
Als de economie tegenzit, wordt het pensioen inderdaad lager. Maar het lagere pensioen is dan niet levenslang. Gaat het weer beter met de economie? Dan gaat het pensioen ook weer mee omhoog. Om te voorkomen dat pensioenen te hard dalen, komt er een buffer.
De buffer, ook wel solidariteitsreserve genoemd, zorgt ervoor dat risico’s gespreid kunnen worden over meer generaties. Door in goede tijden aan de solidariteitsreserve bij te dragen, kunnen schokken worden opgevangen in mindere tijden. Dit kan ervoor zorgen dat de (verwachte) pensioenen minder hard omlaag gaan wanneer het tegenzit. De vul- en uitdeelregels van de solidariteitsreserve bepalen hoeveel er gespaard en uitgedeeld wordt. De solidariteitsreserve is geen afgescheiden pot geld, maar onderdeel van het totale vermogen van een pensioenfonds. Deze wordt gevuld uit premies en/of overrendementen.
De pensioenbedragen in MijnABP veranderen nog niet. Dat komt doordat nog berekend moet worden hoe het opgebouwde pensioen wordt overgezet naar de nieuwe regels voor pensioen. Zodra dat duidelijk is, passen wij de bedragen in MijnABP aan.
Onderstaande vragen gaan over de manier waarop het opgebouwde pensioen van uw werknemers straks overgaat naar de nieuwe regels voor pensioen.
Op dit moment is dit nog niet duidelijk. De sociale partners moeten kiezen wat er gebeurt met bestaande opgebouwde pensioenen. Ze kunnen ervoor kiezen om opgebouwde pensioenen mee te nemen naar het vernieuwde stelsel. Of ervoor kiezen de opgebouwde pensioenen te handhaven zoals ze zijn, en alleen de nieuwe pensioenopbouw in het vernieuwde pensioenstelsel te doen. Uiterlijk in 2024 moeten zij hierover een besluit nemen.
Voorlopig verandert er niets aan het pensioen van uw werknemers. De nieuwe pensioenwet is op 1 juli 2023 ingegaan. Pensioenfondsen krijgen de tijd om zich voor te bereiden op de nieuwe regels voor pensioen en moeten uiterlijk op 1 januari 2028 overgestapt zijn. Pas als ABP overstapt op de nieuwe regels voor pensioen, gaat het pensioen dat uw werknemers hebben opgebouwd over naar het vernieuwde pensioenstelsel. Dit opgebouwde pensioen verhuist dan waarschijnlijk mee naar het vernieuwde stelsel. De sociale partners en ABP nemen hierover een beslissing. In het vernieuwde stelsel krijgt iedereen een persoonlijk pensioenvermogen. Dit betekent dat het pensioen dat uw werknemers nu hebben opgebouwd, wordt omgerekend naar een persoonlijk pensioenvermogen. Hoe deze berekening er precies uitziet, is nog niet helemaal duidelijk.
De sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties) maken samen afspraken over het vernieuwde pensioenstelsel. Zij bepalen hoe de pensioenregeling er straks uitziet. Zij bepalen ook of de huidige pensioenen overgaan naar het vernieuwde stelsel. Zo’n afspraak geldt dan voor iedereen. Mensen kunnen hierover geen individuele beslissingen nemen. De regels voor het vernieuwde pensioenstelsel staan in de nieuwe pensioenwet, de Wet toekomst pensioenen. In deze wet staan ook de regels voor het overgaan van pensioenen.
De meeste werknemers zijn al jaren pensioen aan het opbouwen. De sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties) beslissen of dit pensioen overgaat naar het vernieuwde pensioenstelsel. De verwachting is dat bij vrijwel alle pensioenfondsen het pensioen overgaat naar het vernieuwde pensioenstelsel. Het zou nadelig zijn om dat niet te doen. Want dan zouden er twee pensioenstelsels naast elkaar bestaan, het huidige stelsel en het vernieuwde stelsel. Die stelsels hebben allebei hun eigen regels. In het ene stelsel – zoals we dat nu kennen – mogen pensioen alleen verhoogd worden als de dekkingsgraad hoog genoeg is. In het vernieuwde stelsel gaan de pensioenen omhoog als de beleggingsresultaten goed zijn. Twee verschillende stelsels naast elkaar in stand houden kost extra geld. En het is ingewikkeld. Werknemers zien dan minder goed hoeveel pensioen zij straks krijgen. Eén persoonlijk pensioenvermogen is duidelijker. Dan zien zij beter wat ze hebben opgebouwd en wat ze kunnen verwachten.
Voor veel pensioenfondsen wel. Veel pensioenen konden jarenlang niet verhoogd worden. Dat mocht alleen als de dekkingsgraad hoog genoeg is. Op weg naar het vernieuwde pensioenstelsel heeft de minister de regels versoepeld. Deze soepele regels gelden alleen als de pensioenen overgaan naar het vernieuwde stelsel. In dat geval mochten de pensioenen eerder verhoogd worden en hoefden ze – bij een lage dekkingsgraad – minder snel omlaag.
Dat weten we nog niet precies. Vast staat dat de overstap naar het vernieuwde pensioenstelsel zo evenwichtig mogelijk moet verlopen. Er moet rekening gehouden worden met de belangen van iedereen: jongeren, mensen van middelbare leeftijd, gepensioneerden en mensen die vroeger pensioen opbouwden bij een fonds, maar nu niet meer. Hoe de overstap precies uitpakt, is nog niet te zeggen. Dat hangt ook af van de financiële situatie van het pensioenfonds op het moment van overstappen. Alle pensioenfondsen doen hun best om de overstap voor iedereen zo soepel mogelijk te laten verlopen. Er worden maatregelen genomen om te voorkomen dat mensen er sterk op achteruit gaan. Ook De Nederlandsche Bank kijkt mee bij deze berekeningen. Zodra de precieze bedragen bekend zijn, ontvangen uw werknemers bericht van ons. Dan zien zij wat hun verwachte pensioen was onder de huidige regels en wat hun persoonlijke pensioenvermogen is in het vernieuwde pensioenstelsel.
Voor mensen halverwege hun loopbaan kan de overstap nadelig zijn. Daarom krijgen zij een compensatie of gelden er speciale afspraken.
Dat mensen van rond de 45 jaar er in eerste instantie op achteruitgaan, heeft te maken met het afschaffen van de doorsneepremie. In het huidige stelsel betalen jongeren relatief te veel pensioenpremie en ouderen te weinig. Het omslagpunt ligt ongeveer bij 45 jaar. Daarna gaan mensen te weinig betalen. Als je je hele leven bij het pensioenfonds blijft, is dat geen probleem. Maar niet iedereen doet dat. Dat is een van de redenen om het pensioenstelsel aan te passen.
Bij de overstap naar de nieuwe regels voor pensioen worden de pensioenaanspraken omgezet in persoonlijke pensioenvermogens. Voor jongeren en voor ouderen kan dat vrij eenvoudig. Maar voor mensen in de middenleeftijd pakt dat niet altijd goed uit. Zij hebben relatief te veel betaald. En op het moment dat zij zouden gaan profiteren van de doorsneepremie, gaan ze naar het nieuwe stelsel. Dat is niet eerlijk. Hiermee wordt rekening gehouden bij de overgang naar de nieuwe regels voor pensioen.
Dit is nog onduidelijk. ABP zal er in ieder geval voor zorgen dat werknemers persoonlijk inzicht krijgen in de hoogte van hun pensioen vlak vóór invaren en het verwachte pensioen na het overgaan van het pensioen. Zodat duidelijk is welke gevolgen de transitie heeft voor de hoogte van het pensioen.
Onderstaande vragen gaan over de manier waarop het nabestaandenpensioen wordt geregeld als de nieuwe regels voor pensioen ingaan.
De belangrijkste verandering is dat er één type nabestaandenpensioen komt voor overlijden vóór de pensioendatum. Dat is een nabestaandenpensioen op risicobasis. De hoogte is niet afhankelijk van de diensttijd. Het salaris van de werknemer is de basis. Ook de regels om te bepalen of samenwonenden recht hebben op nabestaandenpensioen worden eenvoudiger. Er komt één afspraak, die voor alle pensioenregelingen geldt.
Bij overlijden vóór de pensioendatum is het nabestaandenpensioen maximaal 50% van het salaris van de overleden werknemer. De sociale partners bepalen de precieze hoogte. De diensttijd speelt geen rol. Bij overlijden na de pensioendatum is het nabestaandenpensioen net als nu maximaal 70% van het ouderdomspensioen.
Het halfwezenpensioen is maximaal 20% van het laatste salaris en het wezenpensioen maximaal 40%. Ook hiervoor bepalen de sociale partners de precieze hoogte. Voor het wezenpensioen maakt het niet uit of de werknemer vóór of na de pensioendatum overlijdt. De eindleeftijd voor het uitkeren van het wezenpensioen is 25 jaar.
Voor de pensioendatum is het nabestaandenpensioen verzekerd op risicobasis. Op het moment dat de werknemer met pensioen gaat, kan deze een deel van zijn persoonlijk pensioenvermogen inzetten voor het nabestaandenpensioen.
Bij werkloosheid eindigt doorgaans het deelnemerschap en zou ook de dekking voor het nabestaandenpensioen eindigen. Het wetsvoorstel voorziet daarom in een tijdelijke voortzetting van de dekking van minimaal 3 maanden. Is er sprake van een WW-uitkering? Dan loopt de dekking door tijdens de duur van deze uitkering.
Dat is zeker de bedoeling, maar de voorstellen zijn nog niet helemaal uitgewerkt. Er moet bijvoorbeeld nog besloten worden of opgebouwde nabestaandenpensioenen en huidige nabestaandenuitkeringen overgezet worden naar de nieuwe regels voor pensioen.
Hoe verloopt het proces rondom de overgang naar de nieuwe regels voor pensioen? Daar gaan onderstaande vragen en antwoorden over.
Er zijn veel verschillende partners betrokken bij het maken van de nieuwe wet:
De sociale partners – vakbonden en werkgeversorganisaties – kiezen de pensioenregeling die het beste bij de deelnemers past. Voorlopig hebben zij gekozen voor de solidaire premieregeling. Deze keuze is een werkhypothese. Als duidelijk is hoe de wet er uiteindelijk uitziet maken zij hun definitieve keuze.
De OR heeft geen rol in de overgang naar het vernieuwde stelsel als
De sociale partners bewaken in dit geval de evenwichtige overgang naar een vernieuwde pensioenregeling. De OR wordt wel geïnformeerd door de werkgever.
Als er geen cao of verplichte deelname is, heeft de OR instemmingsrecht. In de cao kan wel een regeling staan, maar niet noodzakelijk een uitvoerder. In dat geval heeft de OR nog wel instemmingsrecht op de keuze van de uitvoerder.
De OR heeft alleen een rol als
In dit geval heeft de OR instemmingsrecht en hebben de personeelsvertegenwoordiging en de personeelsvergadering een adviesrecht op het wijzigen van de pensioenregeling.
De nieuwe pensioenwet is ingegaan op 1 juli 2023. De daadwerkelijke transitie en het moment dat er echt iets voor u en uw werknemers verandert ligt naar verwachting pas in 2027.
U hoeft nu nog niets te doen. Eerst wordt gekozen welk pensioencontract het beste bij de deelnemers past: de solidaire of de flexibele premieregeling. Deze keuze maken de sociale partners (vakbonden en werkgeversorganisaties). Voorlopig hebben zij gekozen voor de sociale premieregeling. Deze keuze is een werkhypothese. Als duidelijk is hoe de wet er uiteindelijk uitziet, maken zij hun definitieve keuze (naar verwachting in 2025). Als werkgever hoeft u dus geen keuze te maken.
Als werkgever kunt u vragen van uw werknemers krijgen over de vernieuwde pensioenregels. Op dit moment kunt u hen het beste doorverwijzen naar onze Klantenservice of naar onze pagina. U kunt uw werknemers ook wijzen op de website onsnieuwepensioen.nl. Dit is een website van de overheid en de pensioensector, waarop algemene informatie staat over de vernieuwde regels voor pensioen.