Jags Walia is portefeuillemanager fundamentele aandelenstrategie bij APG met bijzondere aandacht voor olie- en gasbedrijven.
Foto: Nils Vermeulen
‘In welke mate kunnen jullie een onderdeel zijn van de oplossing? Dat vroeg ik twee jaar geleden op de aandeelhoudersvergaderingen van de grote olie- en gasbedrijven waarin wij beleggen. In Parijs waren net de klimaatdoelen onderschreven en in het publieke debat daarover worden deze ondernemingen meestal gezien als “het probleem”. Zij produceren immers de fossiele brandstoffen die tot klimaatverandering leiden.’
‘Sommige van deze bedrijven hebben de afgelopen twee jaar grote stappen gezet. Total zal jaarlijks 2 miljard dollar investeren in nieuwe energievormen, Shell zegt hierin elk jaar 1 tot 2 miljard dollar te zullen investeren en BP steekt in ieder geval 500 miljoen dollar in zonne-energie. We zullen in de energietransitie nog steeds fossiele brandstoffen nodig hebben, maar op deze manier verlagen deze bedrijven wel de intensiteit van hun CO2 -uitstoot.’
‘Beleggen in deze bedrijven doe je voor het rendement. Maar dat doen wij dus niet blind voor wat er speelt op het gebied van duurzaamheid en veiligheid. Zo beoordelen we deze ondernemingen ook op zaken als productieveiligheid en integriteitsbeleid. Op grond daarvan onderscheiden we koplopers en achterblijvers in de sector. In achterblijvers kunnen we wel beleggen, maar dan stellen we een engagementplan op. Zo’n plan, waarin we vastleggen hoe we door in gesprek te gaan zaken willen verbeteren, moet meestal binnen drie jaar tot resultaat leiden.’
'In 2017 heb ik twee van dit soort plannen gemaakt. Bij het ene ging het vooral over het schoonmaken van eerder vervuild gebied. Daarbij wil ik dan ook weten wat een bedrijf doet om herhaling te voorkomen. Bij het andere ging het over verdenking van corruptie. Aan de feiten kan ik niets veranderen. Wel kan ik met zo’n onderneming gaan praten over hun anti-corruptieplan: wat doen ze om ervoor te zorgen dat die risico’s nu beter beheersbaar zijn en de kans op herhaling kleiner wordt? Op dat punt moeten zij kunnen aantonen dat ze verbeteringen doorvoeren.’