Het Spaanse pensioenstelsel is op de lange termijn dus moeilijk overeind te houden. Op dat punt – houdbaarheid – bevindt Spanje zich dan ook in de onderste regionen van de ranglijst van pensioenstelsels, de Mercer index (39e). Ter vergelijking: qua houdbaarheid staat het Nederlandse stelsel op de 3e plek, terwijl het wat betreft adequaatheid van het pensioen (2e) boven het Spaanse stelsel uitsteekt.

Het probleem is dat bijna alle Spanjaarden alleen een overheidspensioen ontvangen. In Nederland ontvangt iedereen een AOW van de overheid. Maar veel werkenden bouwen daarnaast ook pensioen op bij hun werkgever. Natuurlijk vergrijst Nederland ook. Maar omdat mensen hier over het algemeen 2 pensioenen ontvangen, is de impact van vergrijzing een stuk minder. Zeker als iedereen straks na de overgang op de nieuwe regels een eigen pensioenpot heeft.

Ook in Spanje gaan de regels voor pensioen veranderen. Zo wil de overheid het uitstellen van pensioen aantrekkelijker maken. De pensioenleeftijd gaat de komende jaren omhoog van 65 naar 67 in 2027. Dat wordt even wennen, gemiddeld stoppen Spanjaarden nu met werken nog als ze 62,1 zijn. Reden voor de overheid om het prepensioen of jubilación anticipada te ontmoedigen.   

Een Spaans pensioen is vaak geen vetpot. Meer dan 5 miljoen Spanjaarden hebben een pensioen onder de 700 euro. Er zijn dan ook regelmatig demonstraties van gepensioneerden die een beter pensioen eisen.