Herberekening herplaatsingstoelage door toename arbeidsongeschiktheid

Hieronder leest u een beslissing van de Commissie van Beroep. U kunt geen rechten ontlenen aan deze tekst. Om de privacy van onze deelnemers te beschermen, zijn de gebruikte namen niet echt.

Het probleem: Anna vindt dat ABP het recht op herplaatsingstoelage niet opnieuw mag berekenen
Zij vindt dat ze de toelage die zij al ontving moet blijven houden tot 21 juli 2021. Dat is haar ontslagdatum. Zij doet hiervoor een beroep op de hardheidsclausule.

De situatie: ABP berekent de herplaatsingstoelage van Anna opnieuw
Omdat Anna meer arbeidsongeschikt is geworden vanaf 12 maart 2021. Zij heeft nog recht op herplaatsingstoelage vanaf het moment dat zij helemaal arbeidsongeschikt is (12 maart 2021) totdat ze uit dienst gaat (21 juli 2021). Dit heet de uitlooptermijn. Anna is het hier niet mee eens. Ze vindt dat haar herplaatsingstoelage tot haar ontslagdatum op het niveau van voor haar volledige arbeidsongeschiktheid moet blijven.

De beslissing: De commissie vindt dat ABP de herplaatsingstoelage opnieuw moet berekenen
De commissie vindt dat ABP het pensioenreglement juist heeft toegepast. Er is inderdaad een uitlooptermijn. Dat is de termijn tussen de toename van de arbeidsongeschiktheid en de ontslagdatum. Maar dit betekent niet dat de herplaatsingstoelage niet opnieuw moet worden berekend over die periode. Anna krijgt weliswaar minder salaris door de toegenomen arbeidsongeschiktheid, maar zij krijgt ook een hogere WAO-uitkering. Ook weegt de commissie mee dat ABP vanaf 12 maart 2021 de berekeningsgrondslag voor de berekening van de herplaatsingstoelage heeft verhoogd, omdat Anna meer arbeidsongeschikt is geworden. Het opnieuw berekenen van de herplaatsingstoelage is voor Anna niet nadelig. De herberekening is daardoor niet onbillijk.