Hieronder leest u een beslissing van de Commissie van Beroep. U kunt geen rechten ontlenen aan deze tekst. Om de privacy van onze deelnemers te beschermen, zijn de gebruikte namen niet echt.
Het probleem: Maarten vindt dat hij voorwaardelijk pensioen moet krijgen
Hij vindt dat dit niet had mogen vervallen toen hij uit dienst ging. Ook vindt hij dat ABP hem niet heeft geïnformeerd over het vervallen van het voorwaardelijk pensioen. En over de mogelijkheid om dit veilig te stellen. Dat kan door (een deel van) het pensioen eerder in te laten gaan. Je moet dan wel tenminste 60 jaar oud zijn wanneer je ontslagen wordt.
De situatie: Maarten bouwde niet tot zijn pensioeningangsdatum pensioen op
Iemand heeft alleen recht op voorwaardelijk pensioen als diegene zonder onderbreking pensioen opbouwt tot 1 januari 2023. Of als het pensioen meteen na de uitdiensttreding ingaat. De werkgever van Maarten heeft hem op 1 augustus 2009 ontslagen in verband met arbeidsongeschiktheid. Vanaf deze datum heeft Maarten geen recht meer op het voorwaardelijk pensioen. Hij is het hier niet mee eens. ABP vindt dat zij de pensioenregeling goed heeft toegepast.
De beslissing: ABP hoeft Maarten niet met terugwerkende kracht voorwaardelijke pensioen te geven
De Commissie stelt vast dat Maarten niet voldoet aan de voorwaarden van het pensioenreglement. Want hij is geen werknemer meer sinds zijn ontslagdatum in 2009. Het pensioen van Maarten is na zijn ontslag ook niet meteen ingegaan. Dat kon ook niet, want hij was toen nog geen 60 jaar. Maarten had het voorwaardelijk pensioen dus niet veilig kunnen stellen. De Commissie vindt dat ABP voldoende heeft gecommuniceerd over het vervallen van het recht op voorwaardelijk pensioen. Ook het pensioenreglement omschrijft dit voldoende duidelijk. De toepassing van het pensioenreglement leidt volgens de commissie niet tot een onredelijke uitkomst.