ABP kende tot 1 januari 1986 het zogeheten inbouwsysteem. Dit betekende dat de AOW als een onderdeel werd gezien van het pensioen dat u bij ABP opbouwde. De AOW was als het ware ingebouwd in uw pensioen. Bij de uitbetaling van het pensioen, moet ABP daarom rekening houden met de AOW die u van de overheid krijgt. Voor de opbouw van uw pensioen is er rekening mee gehouden dat u een volledige AOW krijgt inclusief een volledige toeslag (in verband met geen of weinig inkomsten van de nog niet AOW-gerechtigde partner). Of u AOW krijgt en hoe hoog de AOW is, kan pas worden bepaald als uw AOW ingaat. Dat geldt ook voor de toeslag op de AOW. Krijgt u geen volledige AOW of AOW-toeslag? Dan is er met een te hoog bedrag aan AOW rekening gehouden bij de opbouw van uw pensioen. Uw ouderdomspensioen is daardoor te laag.
In de volgende situaties ontvangt u daarom een aanvulling op uw ouderdomspensioen:
U krijgt de aanvulling of korting op uw pensioen van ABP zolang dat pensioen aan u wordt uitbetaald. Uw aanvulling of korting kan wijzigen of stoppen als er iets verandert in uw AOW/Anw-uitkering of in uw persoonlijke situatie. Een wijziging van uw AOW/Anw-uitkering hoeft u niet aan ons door te geven. Overige wijzigingen in uw persoonlijke situatie moet u wel direct schriftelijk aan ons doorgeven.
Dan krijgt u geen aanvulling. Dit geldt niet voor de aanvulling ‘Krijgt u pensioen en bent u een gehuwde vrouw’.
Voor de aanvullingen die u krijgt voor uw pensioenopbouw vóór 1 januari 1986 geldt een maximaal bedrag. Dat bedrag is voor elk dienstjaar van voor 1986 een percentage van de franchise-overgangsrecht.
Voor de maximale aanvulling op het ouderdomspensioen gelden de volgende percentages:
voor de gepensioneerde of werknemer die voor de AOW als ongehuwd wordt aangemerkt | 1,223520% |
voor de gepensioneerde of werknemer die voor de AOW als gehuwd wordt aangemerkt | 1,752652% |
Voor de maximale aanvulling op het partnerpensioen gelden de volgende percentages:
voor de (ex-)partner met recht op een Anw-nabestaandenuitkering | 1,192284% |
voor de (ex-)partner met recht op een Anw-nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering | 1,493250% |
Voorbeeld: u krijgt ouderdomspensioen, bent ongehuwd en heeft 5 dienstjaren vóór 1986. De maximale aanvulling is dan: 5 jaar x het percentage uit de tabel x franchise-overgangsrecht = 5 x 1,223520% x € 15.450 = € 945,17 per jaar.
Dan werd de AOW maar beperkt ingebouwd in het pensioen dat u vóór 1986 opbouwde bij ABP. Bij het omrekenen van uw pensioen naar een pensioen op grond van het pensioenreglement hebben we daar rekening mee gehouden (artikel 18.2 van het pensioenreglement van 31 december 2005). Het gevolg hiervan is dat de aanvulling die u krijgt ook beperkt moet worden. Is dit op u van toepassing? Dan vermenigvuldigen wij uw aanvulling met een breuk: het inkomen waar u vóór 1986 pensioen over opbouwde, gedeeld door € 12.800/fl. 28.207.
Dan krijgt u een aanvulling van ABP op uw ouderdomspensioen. U krijgt deze aanvulling, omdat u minder AOW krijgt dan waarmee rekening is gehouden bij de opbouw van uw pensioen. Deze aanvulling krijgt u vanaf het moment dat u uw AOW-leeftijd bereikt. Was uw echtgenoot/partner in die periode niet of vrijwillig verzekerd voor de AOW? Dan krijgt u een aanvulling als uw echtgenoot/partner de AOW-leeftijd bereikt. De hoogte van de aanvulling is afhankelijk van het aantal dienstjaren waarin u of uw echtgenoot/partner vóór 1 januari 1986 niet verzekerd was voor de AOW of vrijwillig verzekerd was voor de AOW én u pensioen opbouwde bij ABP. We noemen dat een ‘samenvallend dienstjaar’. De hoogte van de aanvulling is per samenvallend dienstjaar een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de ongehuwde gepensioneerde of werknemer | 1,223520% |
voor de gehuwde mannelijke gepensioneerde of werknemer, als beide echtgenoten niet verzekerd of vrijwillig verzekerd zijn geweest | 1,752652% |
voor de gehuwde vrouwelijke gepensioneerde of werknemer, als beide echtgenoten niet verzekerd of vrijwillig verzekerd zijn geweest | 1,223520% |
voor de gehuwde mannelijke gepensioneerde of werknemer, als één van beide echtgenoten niet verzekerd of vrijwillig verzekerd is geweest | 0,876326% |
voor de gehuwde vrouwelijke gepensioneerde of werknemer, als één van beide echtgenoten niet verzekerd of vrijwillig verzekerd is geweest | 0,611760% |
Dan krijgt u vanaf uw AOW-leeftijd een aanvulling op uw ouderdomspensioen voor elk jaar waarin u pensioen opbouwde vóór 1 januari 1986. U hebt hier recht op, omdat u van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) geen of geen volledige toeslag op de AOW krijgt door het inkomen van uw partner (op grond van hoofdstuk III, paragraaf 1 van de AOW). Bij de opbouw van uw pensioen is rekening gehouden met het krijgen van een volledige AOW-partnertoeslag. Omdat u geen of maar een gedeeltelijke toeslag ontvangt van de SVB, is uw pensioen lager vastgesteld dan waar u recht op heeft. U ontvangt daarom een aanvulling voor zover u pensioen opbouwde vóór 1986.
U krijgt de aanvulling niet meer als:
De hoogte van de aanvulling is per jaar dat u vóór 1986 pensioen opbouwde:
voor de mannelijke gepensioneerde of werknemer | 2% van het verschil tussen: - de maximale AOW-toeslag; en - de toegekende voor-Oortse AOW-toeslag vóór korting op grond van art. 12 AOW. |
voor de vrouwelijke gepensioneerde of werknemer | 2% van het verschil tussen: - de maximale AOW-toeslag; en - de toegekende voor-Oortse AOW-toeslag vóór korting op grond van art. 12 AOW. De uitkomst hiervan wordt verminderd met 60% van de maximale AOW-toeslag. |
Let op: Is het inkomen van uw echtgenoot/partner op of na 1 januari 2015 lager geworden? En krijgt u van de SVB niet opnieuw een AOW-toeslag of wordt de AOW-toeslag niet verhoogd? Dan heeft dat geen gevolgen voor uw aanvulling van ABP.
Dan krijgt u een aanvulling vanaf het moment dat u de AOW-leeftijd bereikt. Bouwde uw echtgenoot/partner in de periode waarin u pensioen bij ABP opbouwde zelf ook pensioen op? Dan krijgt u een aanvulling als uw echtgenoot/partner de AOW-leeftijd bereikt. Doordat in dezelfde periode bij ABP en ergens anders pensioenopbouw was, is bij de opbouw in beide regelingen rekening gehouden met een toekomstig recht op AOW. Hierdoor is uw pensioen lager dan waar u recht op heeft. Hiervoor ontvangt u een aanvulling. U moet die aanvulling schriftelijk bij ons aanvragen. Dat hoeft niet als u en uw echtgenoot/partner allebei pensioen opbouwden bij ABP. In dat geval ontvangt u de aanvulling zonder dat u een aanvraag hoeft in te dienen.
De aanvulling die u krijgt, is afhankelijk van welke van de twee volgende situaties op u van toepassing is:
1. U of uw echtgenoot/partner krijgt één of meerdere pensioenen van ABP. Of een pensioen van ABP en een pensioen dat zijn oorsprong vindt in de Abp-wet. De aanvulling bedraagt per jaar waarin u pensioen opbouwde en sprake was van samenloop, een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de ongehuwde gepensioneerde of werknemer | 0,611760% |
voor de mannelijke gehuwde gepensioneerde of werknemer | 0,876326% |
voor de vrouwelijke gehuwde gepensioneerde of werknemer | 0,611760% |
2. U krijgt pensioen van ABP en u of uw echtgenoot/partner krijgt daarnaast ook een pensioen dat niet zijn oorsprong vindt in de Abp-wet. De aanvulling bedraagt per jaar waarin u pensioen opbouwde en sprake was van samenloop een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de ongehuwde gepensioneerde of werknemer | 1,223520% |
voor de mannelijke gehuwde gepensioneerde of werknemer | 1,752652% |
voor de vrouwelijke gehuwde gepensioneerde of werknemer | 1,223520% |
Dan is bij de berekening van uw pensioen rekening gehouden met de AOW voor een ongehuwde. Dit was opgenomen in de Abp-wet. Uw pensioen moet daardoor verhoogd worden met een aanvulling. De hoogte van de aanvulling is per jaar waarin u vóór 1 januari 1986 pensioen opbouwde, 0,529132% van de franchise-overgangsrecht. U krijgt de aanvulling vanaf de dag dat uw ABP-pensioen ingaat.
Dan wordt uw partnerpensioen verhoogd met een aanvulling of verlaagd met een korting. De aanvulling of korting is een compensatie voor het verschil tussen de manier waarop volgens de Abp-wet rekening werd gehouden met een algemene nabestaandenuitkering en de manier waarop dit gebeurt volgens het pensioenreglement.
Hoogte van de aanvulling op het partnerpensioen
De hoogte van de aanvulling op het partnerpensioen is per jaar waarin vóór 1 januari 1986 pensioen is opgebouwd een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de (ex-)partner die de AOW-leeftijd nog niet bereikt heeft en geen recht heeft op een nabestaandenuitkering volgens de Anw | 1,223520% |
voor de (ex-)partner die recht heeft op een nabestaandenuitkering volgens artikel 14 Anw | 0,059611% |
voor de (ex-)partner die recht heeft op een AOW-uitkering voor een ongehuwde | 0,028374% |
Let op: geen recht op aanvulling partnerpensioen bij recht op Anw-compensatie Heeft u recht op Anw-compensatie door het ontbreken van het recht op een Anw-nabestaandenuitkering? Dan heeft u geen recht op een aanvulling op het partnerpensioen.
Hoogte van de korting op het partnerpensioen
De hoogte van de korting op het partnerpensioen is per jaar waarin vóór 1 januari 1986 pensioen is opgebouwd een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de (ex-)partner die recht heeft op een nabestaandenuitkering volgens artikel 14 Anw | -/- 0,241359% |
voor de (ex-)partner die recht heeft op een AOW-uitkering voor een gehuwde | -/- 0,500758% |
Dan wordt uw wezenpensioen verhoogd met een aanvulling of verlaagd met een korting. De aanvulling of korting is een compensatie voor het verschil tussen de manier waarop volgens de Abp-wet rekening werd gehouden met een algemene nabestaandenuitkering en de manier waarop dit gebeurt volgens het pensioenreglement.
Hoogte van de aanvulling op het wezenpensioen
De hoogte van de aanvulling op het wezenpensioen, is per jaar waarin vóór 1 januari 1986 pensioen is opgebouwd een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de wees die geen recht heeft op een wezenuitkering volgens de Anw | 0,250379 % (half) / 0,500758 % (vol) |
voor de wees die jonger is dan 10 jaar en recht heeft op een wezenuitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, letter a Anw | 0,119230% |
Hoogte van de korting op het wezenpensioen
De hoogte van de korting op het wezenpensioen is per jaar waarin vóór 1 januari 1986 pensioen is opgebouwd een percentage van de franchise-overgangsrecht:
voor de wees die 10 jaar of ouder, maar jonger is dan 16 jaar en recht heeft op een wezenuitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, letter b Anw of van wie de verzorger recht heeft op een Anw-nabestaandenuitkering op grond van artikel 17, lid 2 Anw | -/- 0, 071529% |
voor de wees die 16 jaar of ouder is en recht heeft op een wezenuitkering als bedoeld in artikel 29, tweede lid, letter c Anw en een halfwezenuitkering | -/- 0,262297% |