Voorzitter Harmen

'Die jeugd van tegenwoordig’

Blog Harmen
13 maart 2023

Ik kom uit een andere tijd. Ik kom uit een tijd waarin vastigheid het doel en zekerheid het hoogst haalbare was. De tijd van Jip, Janneke en huisje, boompje, beestje. Trouwen, samenwonen, kinderen, een vaste baan en het geluk lag voor het grijpen.

Maar tijden veranderen

Want hoe anders is dat voor de huidige generatie? Voor hen is flex het nieuwe vast. Voor hen is vrijheid belangrijker dan zekerheid. Ik zie het om me heen. Bij mijn eigen kinderen, bij hun vrienden. Of het nu gaat om wonen, om werk, om relaties: alles is in beweging. Werk is een middel om leuke dingen te doen. Om een reis te maken bijvoorbeeld. Vaste werktijden zijn iets van vroeger. Vaste relaties iets voor later. Eigendom deel je. Wonen doe je samen met vrienden, ook al is dat vaak een manier om van de woningnood een deugd te maken.

Ik mag niet generaliseren natuurlijk. Lang niet iedereen kan zich zo’n vrije manier van leven veroorloven. Maar de trend is onmiskenbaar. De generatie van nu houdt graag opties open.

Zie daar als pensioenfonds maar eens bij aan te sluiten

Want als er één branche is waar men van zekerheid houdt, is het deze sector. We werken met scenario’s voor de lange termijn. We kijken twintig, dertig jaar vooruit. We zijn er voor de werkenden en gepensioneerden van nu. Maar ook voor de generatie die net start op de arbeidsmarkt. Hoe vertalen we hun kijk op de wereld in onze scenario’s? Wat weten we eigenlijk van ze? Komen ze wel voldoende tot hun recht?

Een van de redenen waarom ik zo’n voorstander ben van het vernieuwde stelsel, is dat we er in beginsel in zijn geslaagd om het toekomstbestendig te maken. Het sluit beter aan bij de huidige en toekomstige veranderingen op de arbeidsmarkt. Het is aanzienlijk transparanter en individueler dan het oude.

Maar ik ben ook een voorstander van de vernieuwing, omdat de solidariteitsgedachte een belangrijke onderliggende waarde blijft. Ook in het vernieuwde stelsel dragen alle generaties gezamenlijk de lasten en verdelen ze de lusten. En juist dat maakt het zo sterk.

Maar let u vooral even op die twee woordjes een paar regels terug: in beginsel. Want wie alle debatten en gesprekken in 2022 heeft gevolgd, weet: er zijn in het oorspronkelijke wetsvoorstel inmiddels flink wat aanpassingen doorgevoerd. Aanpassingen met als gemeenschappelijke noemer: meer zekerheid voor de oudere generaties.

Dat is zeer begrijpelijk. Voor een generatie die is opgegroeid met het idee van een gegarandeerd maandbedrag, is een iets flexibeler pensioen op zijn zachtst gezegd ‘wennen’. Zelfs al waren er echt hele goede redenen om het oude stelsel te vernieuwen. Twaalf jaar niet kunnen indexeren is er daar één van.

Inmiddels ligt de Wet toekomst pensioenen bij de Eerste Kamer

De Senaat nodigde in februari twee dagen lang een aantal inhoudsdeskundigen uit om ‘te reflecteren’ op het vernieuwde stelsel. Was dat wel zo goed als het op papier leek? Zaten er geen adders onder het ogenschijnlijk frisgroene gazonnetje? De deskundigen zetten hier en daar forse vraagtekens. Ook bij het invaren; de daadwerkelijke overgang naar één nieuw stelsel. Dat werd door sommigen beschouwd alsof het om de reis van de Titanic ging. Hier en daar klonk zelfs het geluid om dan maar twee stelsels naast elkaar te laten bestaan. Het oude en het nieuwe. Alsof één stelsel al niet ingewikkeld genoeg is. Alsof collectiviteit niet meer aan de basis staat van ons pensioenstelsel.

Veel van deze deskundigen kunnen bogen op jarenlange ervaring in de sector. Dat is goed. Ervaring maakt het oordeel immers rijper. Ervaring komt met de jaren.

En daar knelt nu net de schoen. Want waar was de jeugd van tegenwoordig? Was hun geluid voldoende hoorbaar in de Senaat? Verliezen we in al die scherpe observaties, aanvullingen en verbeteringen hun perspectief niet uit het oog? Dat gevaar is niet denkbeeldig. Volgens de Monitoringcommissie die toeziet of pensioenbesturen wel voldoende divers zijn, mag er wel echt een tandje bij als het om jongeren gaat. 86 van de 177 fondsen voldoen niet aan de norm: alle bestuursleden zijn ouder dan 40.

Als pensioenfondsbestuurder ben ik geharnast in de overtuiging dat we er zijn voor alle generaties. Dat we zorgen voor een evenwichtige belangenbehartiging. Voor ouderen, maar ook voor jongeren. Laten we aan dat solidaire beginsel vasthouden. Hoe belangrijk een kritische beschouwing van de wet ook is.