ABP springt in de bres om onnodige verlagingen te voorkomen

Bestuursvoorzitter Corien Wortmann-Kool: ‘Geen tijd te verliezen’
20 januari 2021

ABP wil onnodige verlagingen in de overgangsperiode naar een nieuw pensioenstelsel in 2026 voorkomen. Verlagingen zijn onnodig als die volgens de regels van het nieuwe pensioencontract niet zouden plaatsvinden. Dan speelt immers niet langer de rente maar het rendement de hoofdrol. ABP vindt dat de overgangsregels daarom moeten aansluiten bij dit nieuwe contract.

Door een verbetering van de financiële situatie na een heel slecht eerste kwartaal, konden ABP en drie andere grote pensioenfondsen eind vorig jaar nog een verlaging van de pensioenen voorkomen. Volgens de huidige regels is de kans op kortingen de komende jaren echter nog steeds reëel. Corien Wortmann-Kool, bestuursvoorzitter van ABP: ‘Wij - en ook de andere grote pensioenfondsen - herkennen ons niet in het optimistische beeld dat minister Koolmees schetst, als hij zegt dat het gemiddelde fonds de pensioenen niet hoeft te verlagen in de komende jaren.’

Oproep aan de politiek

Daarom springen ABP en andere pensioenfondsen nu in de bres voor hun deelnemers met een oproep aan de politiek. Ondanks dat het kabinet demissionair is, moeten er snel nieuwe overgangsregels komen, die passen bij het nieuwe stelsel. ‘De minister heeft gezegd dat hij met nadere regels komt voor de overgangsperiode tot 2026. Maak daar haast mee, dan kunnen wij onze deelnemers duidelijkheid geven’, vindt Wortmann-Kool. ‘We zitten nu in de spagaat, met een historisch hoog vermogen, maar ook historisch hoge verplichtingen. Ik hoop dat de minister ons gaat helpen, linksom of rechtsom. Onnodige verlagingen dreigen en het perspectief van verhoging pensioen is nu uit beeld. Terwijl we met het nieuwe stelsel juist eerder uitzicht willen bieden op verhoging, op pensioen dat meebeweegt met de economie.’

Geen tijd te verliezen

De haast geldt net zozeer voor de wetgeving van het nieuwe stelsel, vindt Wortmann-Kool. ‘De val van het kabinet is een risico voor zowel overgangsregels als wetgeving. Willen we 2026 halen, dan hebben we geen tijd te verliezen. Anders lopen we het risico dat deelnemers onzeker worden en dat knaagt aan het vertrouwen. Daarom moeten we de vaart er in houden.’